Tibetaanse Terrier
FCI Groep 09 Gezelschapshonden
Rasstandaard
FCI nummer 209
Sectie
5
Herkomst
Oud ras uit Tibet, werkzaam als veedrijver bij boeren en veehoeders. Niettegenstaande zijn naam dus geen terriër, maar een herdershond.
Algemeen voorkomen
Middelgrote, langharige, robuuste hond met een vastberaden uitdrukking van onder de beharing die het hoofd bedekt.
Schofthoogte
reuen 36-41 cm, teven iets kleiner
Gewicht
9-12 kg
Vacht
Bovenvacht overvloedig, fijn maar niet zijdeachtig of wollig, met lang, recht of gegolfd (niet gekruld) haar. Ondervacht fijn en wollig. Elke kleur of kleurcombinatie toegestaan, met uitzondering van chocolade- of leverkleur.
Gebruik
gezelschapshond
Gezondheid
De Tibetaanse Terriër kan HD-(heupdysplasie) problemen, NCL/CCL (ziekte zenuwstelsel) en PLL (Primaire Lensluxatie) hebben. De kans dat deze aandoeningen bij een hond uit geteste ouders voorkomt is veel kleiner dan uit niet geteste ouders. Vraag dus aan de fokker naar de testresultaten van de ouders, een goede fokker laat deze graag zien en heeft kopieën van de resultaten van de vader of kan deze via een site laten zien. De HD-test wordt door een specialist uitgevoerd. Voor HD worden rontgenfoto's gemaakt en beoordeeld door de Raad van Beheer. De beste uitslag voor HD is HD-A. Met HD-B (een overgangsvorm) mag ook vaak gefokt worden. Voor NCL/CLL en PLL is een DNA-test beschikbaar. De uitslag daarvan kan Vrij, Drager of Lijder zijn
Bron:Loes Scharenborg
Aard
Levendig, charmant, vrolijk en innemend. Makkelijk in de omgang met zijn eigen mensen, met kinderen en met dieren. Maar is niet graag alleen. Waaks, afwijzend tegen vreemden, treedt zo nodig beschermend op.
Bijzonderheden
De vacht vraagt, behalve een regelmatige borstelbeurt (een of twee keer per week), geen bijzondere aandacht.
Deel deze pagina